zaterdag 21 februari 2015

Wie het schoentje past



Rustig liep de man over de straat.
Hij had geen onderbroek aan, maar dat wist niemand, en niemand zag het.
Hij liep gewoon over straat, een man in een net pak, met een das en een aktetas in zijn linkerhand.
Maar zonder onderbroek.


Hij voelde zich zo subversief, zo moedig, zo zondigend tegen de regels van goed fatsoen.
Zachtjes neuriede hij iets van Bach.
Dat maakte het geheel af, vond hij, zo geciviliseerd en dan zonder onderbroek. De pretlichtjes in zijn ogen waren wel voor iedereen zichtbaar, en vriendelijk glimlachte de mensen terug.


Waarom lachen ze, dacht de man angstig, zouden ze het merken, de aria in zijn hoofd verstomde. Een heer keek hem glimlachend aan en het leek alsof hij iets spottends in de blik had.
Onwillekeurig voelde de man aan zijn rits, ze was toch toe? Er hing toch niets buiten?
Zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij ging vlugger lopen, en drukte zich tegen de gevels, zijn handen beschermend voor zijn kruis.
De mensen keken hem bezorgd aan, sommige staarden en er was zelfs een dame die de straat overstak.
Schichtig keek hij om zich heen. Overal zag hij nu mensen. Ze keken naar hem, ze fluisterden tegen elkaar. Ze wisten het! Ze lachten hem uit, ze konden het zien, ze wisten het, hoe kon dat nu, waarom toch? Waarom?


‘Nee, ik heb geen onderbroek aan’ riep de man uit en begon te huilen.

Schokschouderend liep hij naar huis en sloot zich op voor de rest van zijn leven.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten